Minimumloon van 50.000 euro nieuwe fiscale drempel bedrijfsleiders
Vanaf 2026 zal het fiscale minimumloon voor bedrijfsleiders worden opgetrokken van 45.000 euro naar 50.000 euro bruto per jaar. Alleen wie dat minimumbedrag aan zichzelf uitkeert, komt nog in aanmerking voor het verlaagde tarief van 20% vennootschapsbelasting op de eerste 100.000 euro winst van de vennootschap. Dat is één van de fiscale bepalingen uit de nieuwe programmawet van de federale regering.
Voor bestaande ondernemingen is dit een bijkomende voorwaarde om van het voordelig tarief te blijven genieten. Starters van hun kant blijven gedurende de eerste vier jaar sowieso onder het gunsttarief vallen, ongeacht het uitgekeerde loon. Het hogere minimumbedrag geldt specifiek voor bedrijfsleiders van management- en patrimoniumvennootschappen die zichzelf een bezoldiging uitkeren. Wie onder de drempel blijft, betaalt voortaan 25% vennootschapsbelasting.
Een belangrijke uitzondering blijft echter open: de loonvoorwaarde van 50.000 euro bruto voor het verlaagde tarief geldt niet wanneer het loon van de bedrijfsleider minstens gelijk is aan het belastbare resultaat. Als een vennootschap een belastbare winst van 35.000 euro realiseert en de bedrijfsleider keert zichzelf een loon van 35.000 euro bruto uit, dan is de loonvoorwaarde eveneens vervuld. Het volledige resultaat is immers al bezoldigd. De programmawet bevestigt het behoud van deze fiscale uitzondering expliciet.
Hoewel het verlaagde tarief op papier voordelig lijkt, is het optrekken van het minimumloon naar 50.000 euro niet in alle situaties fiscaal de beste keuze. De hogere bezoldiging leidt ook tot meer personenbelasting en sociale bijdragen. Experten wijzen erop dat een evenwichtige combinatie van loon en dividend in sommige gevallen fiscaal voordeliger kan zijn. Het brutoloon blijft bovendien de referentie voor andere belastingregels, zoals pensioenopbouw via IPT of het aftrekbaar maken van sociale bijdragen.
De nieuwe maatregel geldt voor aanslagjaren vanaf inkomstenjaar 2026.
Lees meer