Vinden

Stedelijke infrastructuur wapenen tegen extreme weersomstandigheden

Sinds deze zomer staat de strijd tegen extreem weer hoog op de agenda. Met een goede visie op infrastructuur kunnen steden en gemeenten veel doen om in te spelen op hitte, droogte of overstromingen. “Steden mogen geen kansen meer laten liggen.” (Wouter Temmerman)

De drie extreem droge zomers van 2018 tot 2020 waren al een teken aan de wand. De recente zondvloed in Wallonië liet er echter geen twijfel meer over bestaan dat uitzonderlijke weersomstandigheden geen ver-van-ons-bedshow meer zijn. Extremer weer wordt ook in België een nieuw normaal, aangezien de kans slinkt dat de klimaatopwarming tegen 2030 tot twee graden beperkt kan blijven. Naast inspanningen om die opwarming te beperken, wacht steden en gemeenten de opdracht om zich zo goed mogelijk voor te bereiden op wateroverlast, droogte en hitte.

Volgens Patrick Willems, hoogleraar stedelijke hydrologie en rivierkunde aan de KU Leuven en ook voorzitter van VLARIO, kunnen steden en gemeenten die drie grote problemen het best in één beweging aanpakken. “Open ruimte is sowieso al schaars in Vlaanderen”, zegt hij. “Bij de invulling ervan is het beter om niet te klassiek te denken. Het is echt mogelijk om op verschillende weersomstandigheden tegelijk in te spelen.” Willems wijst op het opslaan van regenwater als een geschikt startpunt. Regenwaterbuffering, waterinfiltratie en het opslaan van water zijn veel meer dan ingrepen tegen extreme regenval, legt hij uit. “Elke burger kan regenwater opslaan, maar een gemeente kan het net zo goed doen in een centrum waar mensen geen grote tuin hebben. Regenwater stockeren en gebruiken voor toiletten of wasmachines pakt twee zaken tegelijk aan: minder problemen bij droogte en minder wateroverlast. Hoe minder water in de riolering gaat, hoe kleiner de kans op wateroverlast.”

Ontkoppeling van de riolering

Het pakket met mogelijkheden om hitte, droogte en wateroverlast in de steden te bestrijden, is al bij al vrij uitgebreid. Overvloedige vegetatie is een wapen geworden tegen opwarming dat bovendien hand in hand gaat met ontharding, al kan ook de Bosco Verticale in Milaan met weelderige daktuinen ongetwijfeld veel steden bekoren. Nog tegen de hitte helpen vijvers, fonteinen of sproeisystemen om de hete stadslucht te koelen. Ook vernieuwingen zoals koelende coatings op het wegdek of stoeptegels die zon absorberen, kunnen de temperatuur doen dalen.

Toch kan het voor steden en gemeenten ook om heel praktische zaken gaan, zegt Joep Verheijen, stedenbouwkundig designer bij a2o architecten. “Naast ontharding is de ontkoppeling van de riolering een aspect waar in het hele land aan gewerkt wordt”, zegt hij. “Het scheiden van de afvoer van vuil water en zuiver regenwater in aparte rioleringssystemen zorgt ervoor dat regenwater op grote schaal verzameld kan worden en systematisch geïnfiltreerd wordt via grote bekkens of poreuze rioleringsbuizen. Het beperkte debiet van het vuilwater wordt gezuiverd en vindt zo zijn weg terug in de waterlopen. Het infrastructurele proces van ontkoppeling loopt al lang en zal gezien de kosten die het met zich meebrengt nog wel enkele tientallen jaren duren.”

Vanuit die evolutie kan een systematiek ontstaan om afval- en regenwater te scheiden, water in regenwaterputten op te vangen en water de grond te laten infiltreren om de reserves aan te vullen. “Steden kunnen water dat afloopt van de verharding laten wegstromen naar de groene zones in de stad”, zegt Patrick Willems. Hij toont het voorbeeld van een stadspark in Herentals, waar afgeleid regenwater rustig kan infiltreren in de zandgrond. “De stad neemt de druk weg van de riolering, vult de grondwaterreserves aan en combineert dat met een afkoelingseffect via vegetatie en schaduw. Als we dit echt systematisch en op grote schaal gaan doen – op markten, speelplaatsen of bij bedrijven – dan doe je heel sterk aan klimaatadaptatie.” Niet onbelangrijk: deze oplossing hoeft niet noodzakelijk duur te zijn. “Los van het anticiperen op schade door hittestress of overstromingen, halveer je de kosten voor de riolering, want je legt geen afzonderlijke buizen voor regenwater en afvalwater. Dat budget kan je inzetten om een groenzone aan te leggen en in het onderhoud ervan te voorzien.”

Urban Heat Islands

Wel blijft de vraag of steden en gemeenten door de gebeurtenissen van afgelopen zomer niet te eenzijdig op wateroverlast dreigen te focussen, terwijl de hittegolven zich net meer in de steden laten voelen. Beton en asfalt absorberen de zonnestralen, het verkeer is drukker en hoge gebouwen houden de hitte vast in de straten. Die cocktail creëert een fenomeen dat bekendstaat als het ‘Urban Heat Island-effect’ (UHI), dat de temperatuur in steden tot tien graden boven het gemiddelde kan doen uitstijgen. “Het klopt dat de lokale overheden daar in België iets minder mee bezig zijn”, zegt Joep Verheijen. “Overstromingen zijn nu eenmaal meer zichtbaar. Hittemaatregelen krijg je minder snel op de agenda, want ‘het is overal warm’. Wel merk ik dat natuur en groen belangrijker zijn geworden, bomen zijn zelfs heilig, maar je moet ook aandacht hebben voor kwalitatief groen in functie van schaduw en verdamping. Ook dat neemt toe, maar eerder vanuit de beleving en omdat groen een aangename oplossing is.” Verheijen pleit voor een verfijning van bijvoorbeeld hittekaarten die kunnen aantonen waar gerichte ingrepen nodig zijn. “Er lopen verschillende studies waarmee je een model kan maken van een stedeneiland en het hitte-effect van naderbij kan bekijken. Op een waterkaart zie je de vlekken en is het probleem heel tastbaar. Voor hittekaarten is dat nog niet het geval.”

Of het nu gaat om ingrepen tegen wateroverlast, droogte of hitte, om op een gestructureerde manier de stedelijke infrastructuur aan te pakken, is een groeiend bewustzijn de eerste voorwaarde. “Je voelt heel duidelijk dat water sinds deze zomer wel hoog op de politieke agenda staat”, zegt Joep Verheijen daarover. “Zeker bij gemeenten die direct getroffen zijn of net aan een grotere ramp ontsnapten, leeft een sense of urgency. We zien een gedachtenverandering en niet enkel bij de lokale overheden.” Verheijen wijst op het belang van een overkoepelend beleid en brengt even in herinnering dat al in 1600 in Nederland obligaties werden uitgeschreven om de waterorganisatie te bekostigen. Ook toen was al duidelijk dat een groter systeem nodig is, met investeringen die niet enkel lokaal te bekostigen zijn. “Rond water moet een cultuur van samenwerken groeien om goed te kunnen inspelen op extreem weer”, zegt hij. “De Vlaamse Milieu Maatschappij speelt een zeer positieve en actieve rol. De klimaatkaarten van de VMM komen steeds vaker terug bij adviezen van andere overheden. De VMM maakte een splitsing tussen pluviale overstromingen en overstromingen van water dat al in de rivier zit en buiten de oevers treedt. Samen met de subsidies die de lokale overheden aanzetten tot actie en met bijvoorbeeld wateratlassen die we voor hen maken, ontstaat stilaan een goed model om hierrond te werken.”

Alle kansen benutten

In dat model is naast de overheden ook een rol weggelegd voor architecten, studiebureaus of projectontwikkelaars. “Uiteraard kan je verwachten dat bouwvoorschriften het nodige kunnen opleggen”, zegt Patrick Willems, “maar als bijvoorbeeld kleinere gemeenten onvoldoende op de hoogte zijn, dan laat je kansen liggen. Ik merk ook dat het begrip in de bouwsector toeneemt. In dat blauwgroene verhaal kan de bouw zich mee als een duurzame partner positioneren. Enkel is de mens een gewoontedier en gaat het soms daarom nog traag.” De hamvraag is of er nog tijd te verliezen is. De periode 2020-2030 wordt wel eens als the decade of action omschreven. Kunnen we nog wel wachten? “Vijf jaar geleden waren nog niet veel steden of gemeenten hiermee bezig”, analyseert Willems de evolutie. “Als ik zie wat er sindsdien is veranderd, dan denk ik dat het wel de goede kant opgaat en dat ook die kleine gemeenten wel zullen volgen. Ik ben dus hoopvol, maar je kan ook geen hele gemeente opengraven en herbouwen. Het is eigen aan klimaatadaptatie dat het stap voor stap gaat. Overstromingen als deze zomer komen er normaal gezien niet elk jaar, ook dat is een geleidelijke evolutie. De belangrijkste boodschap is dat steden en gemeenten vanaf nu geen kansen meer onbenut mogen laten.”


Dit artikel is verschenen in Top Bouw die beschikbaar is in pdf.

Interesse in een sectoranalyse?

De SectorTop is een analyse van de 50 grootste ondernemingen uit een specifieke sector. U krijgt rankings en grafieken voor 30 kerncijfers en ratio's op het vlak van rentabiliteit, solvabiliteit, liquiditeit en toegevoegde waarde. Nadien nemen we elk bedrijf afzonderlijk onder de loep, met de individuele trend per kerncijfer en mediaan van de sector. Info en bestellen

Terug
Partner Content
Partner Content
CF group Benelux

CF group Benelux heeft een nieuwe verkooppunt geopend aan de Lilsedijk 12, 2340 Beerse. Deze nieuwe showroom biedt een compleet assortiment van topproducten voor zwembadbouwers en de wellnesssector. Hun catalogus bevat pompen, filters, chemicaliën, enz. Lees meer.

Infotheek
Stand van zaken Belgische overheidsfinanciën

Stand van zaken Belgische overheidsfinanciën
 

Belgische markt voor online platformen

Belgische markt voor online platformen: Evaluatie van de mededinging en het regelgevend kader
 

Boordtabel van het concurrentievermogen van de Belgische economie

Boordtabel van het concurrentievermogen van de Belgische economie - 2023 - Executive summary
 

Wetstraat
Wijziging sport/cultuurcheques en koopkrachtpremies

Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de sport/cultuurcheques en de koopkrachtpremies - BS 19 april, p. 44.384

Sociaal akkoord voor federale publieke gezondheidssector

Wet houdende uitvoering van het sociaal akkoord voor de federale publieke gezondheidssector - BS 11 april, p. 41.604
 

Uitsluiting van bepaalde sectoren 'onderneming zonder handels- of industriële finaliteit'

Wet tot wijziging van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen tot invoering van de mogelijkheid om bepaalde sectoren uit te sluiten van het begrip onderneming zonder handels- of industriële finaliteit - BS 10 april, p. 41.266